Het goed inrichten van jeugdhulp is een grote uitdaging voor gemeenten. Vooral als er specifieke problematiek speelt, zoals een lichtverstandelijke beperking (LVB). Heine Brons, contractmanager bij de Noordmidden-Drentse (NMD) samenwerking, vertelt hoe zij dit aanpakken en welke ervaringen zij hebben. 

NMD-samenwerking is een samenwerkingsverband tussen de gemeenten Aa en Hunze, Assen, Midden-Drenthe, Noordenveld en Tynaarlo. Deze inkooporganisatie regelt de inkoop voor de WMO en de jeugdwet voor vijf noordelijke Drentse gemeenten. “Mijn focus ligt vooral op verblijfsproducten. Samen met een collega ben ik verantwoordelijk voor ‘verblijf jeugd’ en ‘verblijf WMO’. Met een andere collega ben ik contactpersoon voor de pleegzorgaanbieders, waaronder William Schrikker Gezinsvormen (WSGV). Dat ben ik ook voor de gesloten jeugdhulp. Zo zorgen we voor korte lijnen, waardoor ik heel snel kan schakelen met de organisatie,” vertelt Heine. 

“Met WSGV hebben we alleen voor pleegzorg een contract. Maar we hebben ook enkele individuele contracten afgesloten met WSGV als dat voor een inwoner goed matchte. Dat gaat om een breed spectrum van diensten, zoals een gezinshuis, beschermd wonen, ambulante gezinsbehandeling, verblijf met intensieve begeleiding voor jeugd en ouderschapsbeoordeling. Maar die zaken komen weinig voor, de core business blijft pleegzorg met WSGV. Over het algemeen zijn de contacten heel goed en weten we elkaar goed te vinden. We zijn nu bijvoorbeeld bezig om samenwerkingsafspraken op papier te zetten tussen gecertificeerde instellingen (GI’s), pleegzorgaanbieders en gemeenten. Dat is heel constructief.” 

De juiste zorgaanbieder bij specifieke problematiek 

Hoewel NMD-samenwerking de jeugdhulp zo goed mogelijk probeert te matchen met specifieke problematiek, bestaat er geen aanbod per doelgroep. Heine: “Onze inkoop voor bijvoorbeeld ambulante ondersteuning, waar ook (intensieve) ambulante gezinsbehandeling onder valt, is nooit ingestoken op doelgroep. We hebben namelijk beperkte invloed op welke aanbieders zich inschrijven. Het kan dus zijn dat er geen aanbieders inschrijven met expertise in bijvoorbeeld LVB problematiek. Natuurlijk hopen we wel dat aanbieders zich inschrijven met verschillende expertises, bijvoorbeeld voor psychiatrie, psychologische problematiek, gedragsstoornissen, LVB, etc. We willen namelijk graag een zo volledig mogelijk zorgaanbod voor de hulpvragen die we krijgen.” 

Hoe werkt het als er een aanvraag komt van een gezin waar bijvoorbeeld sprake is van LVB? “We hebben een aantal aanbieders die sterk gericht zijn op LVB, waaronder WSGV. Bij zo’n aanvraag kijken we eerst naar de gecontracteerde aanbieders die aangeven dat zij daar goed mee om kunnen gaan of waar LVB de focus heeft. Dus we laten dat zeker op elkaar aansluiten, maar dat valt dus allemaal onder het algemene contract voor ambulante begeleiding. Soms heeft een cliënt voorkeur voor een aanbieder. Dat gaat dan voor. Vaak honoreren we dat, tenzij we echt het gevoel hebben dat het niet goed bij elkaar past.” 

Heine Brons

Het belang van specifieke expertise bij zorgaanbieders 

Expertise voor specifieke problematiek, zoals LVB, blijkt in de praktijk van grote waarde te zijn. Heine: “Het liefst zien we generieke aanbieders die iedereen de beste ondersteuning kunnen bieden die nodig is. Maar dat is een utopie en dat zeggen onze aanbieders ook. Ze geven aan dat het niet voor niks is dat zij zich focussen op specifieke problematiek, omdat de reguliere begeleiding die ervoor staat in zulke situaties niet voldoet. Zo is er bij psychische problematiek weer een andere benadering vereist dan bij LVB. Het kan ook voorkomen dat beiden spelen. Dat kan lastig zijn, want dan moeten aanbieders samen optrekken om de best mogelijke ondersteuning te bieden. Het is natuurlijk niet gezegd dat de aanbieder die zich focust op LVB-begeleiding, ook de geschikte aanbieder is voor de inwoner die te kampen heeft met psychische problematiek én LVB. Hoe specialistischer of complexer de problematiek wordt, hoe minder gecontracteerde aanbieders er zijn die dan nog een aanbod daarin bieden. En eigenlijk vinden we dat ook goed. Schoenmaker blijf bij je leest. We hebben liever een aanbieder die ergens goed in is en goede resultaten laat zien, dan dat aanbieders er zo maar van alles bij gaan doen. Je moet weten wat de achtergrond is en daar vervolgens goed op inspelen voor de inwoner.” 

Door de verschillende gecontracteerde aanbieders is veel mogelijk, maar er blijven uitdagingen. “Alle aanbestedingen hebben we Europees gedaan. Tijdens de contractperiode is daardoor geen verdere instroom of uitbreiding van het contract mogelijk. Ik weet dat WSGV nu bijvoorbeeld druk bezig is met een verkenning naar ouder-kind huizen. Daar zouden we mogelijk ook gebruik van willen maken, maar het contract biedt die ruimte niet. We zijn dus echt op zoek naar hoe we flexibiliteit kunnen realiseren om op alle hulpvragen in te kunnen blijven spelen. Je merkt dat op het moment dat je een contract afgesloten hebt, er al weer nieuwe innovatieve ondersteuning ontwikkeld wordt voor specifieke doelgroepen. Met het gecontracteerde aanbod kunnen we 80 tot 90% van de inwoners prima helpen. Maar er zal altijd een deel overblijven wat zo specifiek is, waar geen regulier contract in voorziet. Je moet dan toch passende zorg in kunnen zetten. Dat blijft een uitdaging.”