"Kennis en geduld zijn belangrijk"

Bij William Schrikker Gezinsvormen (WSGV) werken we met een bijzondere doelgroep, namelijk kinderen met een beperking of van ouders met een beperking. Dat vraagt iets van pleegouders. Remco de Ligt is pleegzorgwerker bij WSGV. Hij vertelt van wat voor beperkingen er sprake kan zijn en wat dit voor pleegouders en onze begeleiding betekent.

Bij de doelgroep van WSGV is er sprake van een beperking bij het kind of de ouders. We werken dus ook met kinderen die zelf geen beperking hebben, maar de ouders wel. De soort beperking loopt uiteen, maar in de meeste gevallen gaat het om een licht verstandelijke beperking (lvb). “Maar ik ben ook betrokken geweest bij een gezin waar beide ouders doof waren, waardoor de kinderen een achterstand hadden qua taalontwikkeling. Ik heb ook een jongetje begeleid, waarbij zowel het jongetje als zijn moeder met hiv besmet waren. Mensen met zulke chronische ziekten vallen ook onder onze doelgroep. Niettemin is de lvb de meest voorkomende beperking,” vertelt Remco.

Kinderen met een lvb ontwikkelen langzamer en minder ver

“Een van de grootste misverstanden over een licht verstandelijke beperking is dat het ook wel om lichte problemen gaat. Dat is niet altijd zo. Deze mensen ontwikkelen zich langzamer en ook tot een minder hoog niveau. Een volwassene met een ontwikkelingsleeftijd van 14 jaar is niet vreemd. Mensen verkijken zich op zo iemand en op dat langzame ontwikkelen. Hoe ouder kinderen worden, hoe groter het verschil wordt tussen een kind zonder beperking en eentje met een beperking. Daardoor kunnen op relatief jonge leeftijd de verschillen nog niet zo groot lijken, maar rond de puberteit kunnen de problemen best aanzienlijk worden.

Mensen met een lvb kunnen problemen hebben met hun geheugen, met sociale interacties en het herkennen van emoties bij henzelf en bij de ander. Doordat ze dat niet goed kunnen inschatten, kunnen ze in problemen komen. Bijvoorbeeld als ze niet doorhebben dat iemand eigenlijk vindt dat iets zou moeten stoppen, maar dat op een vriendelijke manier zegt. Een lvb heeft ook invloed op dingen als impulscontrole en gewetensfunctie. Eigenlijk allerlei hersenfuncties die maken dat we als mensen naast elkaar kunnen leven. Het is hierbij belangrijk om te weten dat elk persoon met een lvb anders is qua beperking. Daarom is de begeleiding van zowel het kind als de ouders altijd maatwerk.”

Overschatting van mensen met een lvb ligt snel op de loer. “Als een kind dingen niet goed snapt, maar wel aardig z’n mondje kan roeren, wordt zo’n kind snel overschat. Aan de andere kant zijn er ook kinderen die het niet zo goed kunnen verwoorden, maar het eigenlijk veel beter snappen. Ouders en kinderen met een lvb lijken soms te snappen waar ze het over hebben, omdat ze bepaalde woorden kunnen gebruiken. Maar op het moment dat je door gaat vragen, blijkt dat ze vaak niet goed snappen wat er feitelijk aan de hand is. Daarom is het belangrijk om door te vragen. Als een pleegouder iets vertelt, laat het kind dit in eigen woorden herhalen om te bepalen of die het gesnapt heeft of niet. Dat kan ook bij ouders soms werken.”

Begrip voor de beperking

Een pleegkind met een beperking of van ouders met een beperking, vraagt wat van pleegouders. Remco: “Daarom bieden we vanuit WSGV training en informatie aan pleegouders. Je krijgt als pleegouder niet alleen een kind, maar ook een hele familie erbij. Dat is soms een grotere uitdaging dan het kind zelf. Mijn ervaring is dat pleegouders die een kind met een beperking in huis hebben, op een gegeven moment weten wat hun kind wel en niet kan. Ze hebben veel begrip voor de beperking van hun kind. Maar begrip hebben voor de beperking van de ouders is soms lastiger. Denk aan ouders die ineens op de stoep staan of juist niet kunnen komen, doordat ze geen geld hebben. Daar probeer ik als pleegzorgwerker een tolk in te zijn.”

Problemen bij pleegkinderen door trauma en hechting

Trauma en hechting zijn binnen de pleegzorg, ook buiten WSGV, belangrijke kernbegrippen. Maar kunnen bij kinderen met een LVB nog meer impact hebben. Remco: “Een kind is uithuisgeplaatst, dus dat is per definitie een trauma. Heel vaak is daar veel aan voorafgegaan. Als een kind minder vermogen heeft om dat goed te verwerken, is dat meer een probleem dan bij een normaal begaafd kind die daarin meer veerkracht heeft. Daar moeten pleegouders rekening mee houden. Vooral bij kinderen van ouders met een beperking kunnen problemen zijn ontstaan met de hechting. Bijvoorbeeld ouders die denken: mijn kind zit rustig in z’n wipstoeltje, dus ik laat hem lekker zitten. Maar die realiseren zich niet dat het kind behoefte heeft aan contact. En dat als een kind niet om je roept, je toch aandacht aan een kind moet geven.”

Remco de Ligt