Als pleegouder ben je de verzorger en opvoeder van het kind van iemand anders. Een uitdagende taak met een grote verantwoordelijkheid. Daarom kun je niet zomaar pleegouder worden. Je moet aan een aantal criteria voldoen. Eva Beekman, gedragswetenschapper bij William Schrikker Gezinsvormen (WSGV) en Frederike van der Pluijm, screener en medewerker Instroom en Bemiddeling bij WSGV, vertellen hierover.

Als je pleegouder wilt worden zijn er verschillende soorten criteria waar je aan moet voldoen. Dat is zowel voor bestandspleegouders als voor netwerkpleegouders. In dit artikel gaan we uit van bestandspleegouders. De wettelijke criteria zijn de basis. “Je moet minimaal 21 jaar zijn en een Verklaring van geen bezwaar (VGB) van de Raad voor de Kinderbescherming krijgen,” vertelt Frederike. “De VGB is leidend. Als er geen VGB wordt gegeven, dan is pleegouder worden niet mogelijk.” vult Eva aan.

Daarnaast zijn er landelijke criteria. Eva: “Dan gaat het bijvoorbeeld om het hebben van een eigen kamer voor het pleegkind. En om eigen problematiek van de kinderen of de aspirant pleegouders. Dat zijn criteria die voor kwetsbaarheden kunnen zorgen als er niet aan wordt voldaan. Deze criteria bespreken we in een teamvergadering. Het kan zijn dat het niet voldoen aan een criterium voor ons acceptabel is, maar we kijken wel heel goed naar welk kind daar dan bij geplaatst kan worden.”

Voltijdpleegzorg vergt meer van pleegouders

“We maken ook onderscheid tussen deeltijd en voltijdplaatsingen. Bij deeltijd is een eigen kamer bijvoorbeeld niet een must, maar wel zeer wenselijk natuurlijk,” vertelt Frederike. “De leeftijd van de pleegouder telt bij deeltijd ook minder zwaar. Een echtpaar van in de zestig nemen we niet aan voor langdurige pleegzorg, maar kan misschien nog prima pleegzorg bieden voor weekenden of vakanties. Ze zijn dan niet de hoofdopvoeder, maar bieden kinderen een fijn weekend. Dan zijn we minder streng,” zegt Eva.

Voltijd pleegouders hebben een belangrijke opvoedkundige taak. Daardoor wegen de criteria daarvoor zwaarder. Eva: “Er wordt dan meer van je gevraagd in de dagelijkse zorg voor het kind, maar ook in het contact met ouders, familie en de hulpverlening. Mensen zijn soms heel onbevangen. Dan moeten we heel goed kijken of het pleegouderschap wel echt bij hen past op dat moment.” Frederike: “Dat soort zaken komt terug in de landelijke criteria. Het gaat erom een realistische inschatting te kunnen maken van wat pleegzorg voor de gezinssituatie gaat betekenen. Samen kunnen werken en openheid zijn hierbij belangrijk, zodat pleegouders hun problemen open en eerlijk kunnen bespreken met hun pleegzorgwerker.” “Je neemt een kind op in je gezin, maar dat betekent niet dat je alles maar alleen moet kunnen. Daarom is het belangrijk dat je tijdig om hulp kunt vragen en dat ook kunt accepteren,” vult Eva aan.

 

Eva Beekman

Omgaan met een beperking

Naast de wettelijke en landelijke criteria, heeft WSGV nog een eigen criterium. Eva: “Pleegouders moeten om kunnen gaan met een kind uit onze doelgroep. Dan gaat het vooral om kinderen met een lichtverstandelijke beperking (LVB) of kinderen van ouders met een LVB. Het is belangrijk dat ze daarbij kunnen aansluiten en het kind kunnen stimuleren en ondersteunen. Dat is voor ons heel belangrijk en daarom vragen we daar erg op door.”

Een andere belangrijke eigenschap is dat pleegouders goed moeten kunnen samenwerken met de biologische ouders van het pleegkind en flexibel zijn, zowel mentaal als met hun tijd. “We merken dat het soms stukloopt doordat het contact tussen pleegouders en ouders niet goed gaat. Het is belangrijk om compassie te hebben. De ouders hebben er niet voor gekozen dat er een onveilige opvoedsituatie is ontstaan. Het is lastig voor pleegouders om daarmee om te gaan, want het kind is niet voor niets uithuisgeplaatst,” vertelt Eva.

Frederike: “En pleegkinderen blijven altijd loyaal naar hun eigen ouders. Dat kan moeilijk zijn voor pleegouders. Zij denken: wij zorgen voor dit kind, die ouders hebben van alles ‘fout’ gedaan, die zien het kind eens in de paar weken en nog trekt het kind naar de ouders toe. Bovendien hebben de kinderen vaak veel meegemaakt en gaan daardoor een onveilige hechting aan met de pleegouders. Hierdoor kunnen ze hen op het ene moment afwijzen en het andere moment weer naar zich toe trekken. Dat vraagt veel qua opvoeding.”

 

Frederike van der Pluijm

Zorgvuldigheid staat voorop

Ondanks dat er een tekort is aan pleegouders, worden aspirant pleegouders altijd zorgvuldig beoordeeld aan de hand van de criteria. Eva: “Uiteindelijk moet iedereen, zowel de pleegouders als wij, volledig overtuigd zijn dat ze het aan willen gaan. Anders is iedereen er de dupe van. Daarom zullen wij ook nooit zeggen: laten we het maar proberen. Een beetje passend is bij het plaatsen van kinderen gewoon niet aan de orde. Je wilt niet dat pleegkinderen weer doorgeplaatst moeten worden naar een ander gezin. Daarom zijn de criteria zo belangrijk, zodat we het vertrouwen hebben dat pleegouders het aankunnen en een kindje een veilig thuis kunnen bieden.”