Als je een kind uit huis plaatst, haal je het uit zijn primaire omgeving. Het opgroeien in een pleeggezin is dan niet alleen een nieuwe start, maar ook een gelijktijdig verlies van de plek waar het kind vandaan komt. Dit is een ingrijpend proces, waarin het kind voortdurend wordt geconfronteerd met loyaliteitsconflicten. Juist daarom is het essentieel dat beide werelden, die van de ouders en die van de pleegouders, onderdeel blijven van het leven van het kind. Het project Leven met twee families, waar gedragswetenschapper Jana en pleegzorgwerker Mirte bij WSGV nauw bij betrokken waren, biedt handvatten om deze samenwerking mogelijk te maken. 

Systemisch kijken als uitgangspunt 

Jana: “Binnen het project kijken we vanuit een systemische blik: wat gebeurt er als we oog hebben voor het netwerk van het kind, voor zijn systeem waar hij altijd mee verbonden is? Wat betekent dit voor onze werkprocessen, en wat vraagt het van de professionals zelf? Want wat wij steeds weer zien: als de samenwerking stokt, ontstaat er onrust. Brandjes blussen, escalaties, frustratie bij ouders, pleegouders én professionals. 

Voor ouders betekent de uithuisplaatsing van hun kind vaak intens verdriet en rouw. Voor pleegouders kan een gebrekkige samenwerking leiden tot uitputting en machteloosheid. En het kind? Dat komt klem te zitten tussen twee werelden”. 

Het kind verdient samenwerking 

Jana: “Het uitgangspunt moet altijd het kind zijn. En een kind ontwikkelt zich het best als er harmonie is tussen zijn twee leefwerelden. Dat vraagt dat ouders, pleegouders en professionals samenwerken, ook als dat lastig is. Het betekent ouders blijven zien als ouders, ook als zij geen gezag meer hebben. Een voorbeeld: wanneer een school toestemming vraagt voor een foto in de nieuwsbrief, kunnen pleegouders dit vragen aan de voogd. Maar je kunt ook zeggen: ‘Dit gaat over jouw kind wat vind jij?’ Daarmee bevestig je ouders in hun ouder zijn”. 

Pleegzorg is geen individuele zorg 

Mirte: “Wat veel pleegouders niet altijd beseffen als ze ‘ja’ zeggen tegen een pleegkind, is dat ze daarmee ook het systeem van het kind verwelkomen. En dat systeem is vaak complex. Cultuurverschillen, andere gewoonten of zelfs trauma’s kunnen botsingen veroorzaken. Dan helpt het niet om vast te houden aan je eigen waarden, normen en overtuigingen, maar moet je proberen te begrijpen waar bepaald gedrag vandaan komt. Zoals de jongen die uit beleefdheid zijn pet ophield tijdens het eten, niet om onbeleefd te zijn, maar om conflicten te vermijden zoals thuis gebruikelijk was. Zonder die context ontstaan er snel misverstanden”. 

Het is een proces 

Mirte: “Omdat we regelmatig werken met de LVB-doelgroep werken we vaak met visuele middelen, zoals een levensboek dat ouders samenstellen voor hun kind. Hierin vertellen zij hun verhaal, in woorden en beelden. Alle verhalen mogen er zijn rondom het kind. Het kind krijgt zo een rijker, vollediger beeld van zijn geschiedenis. En zo weet het kind waar hij vandaan komt. 

Samenwerken in pleegzorg is geen rechte lijn. Ouders veranderen, pleegouders veranderen, het kind verandert. Het is een voortdurend proces van afstemmen: waar staan we nu, wat werkt wel en wat werkt niet? Verwachtingen laag houden helpt. Niet alles hoeft meteen opgelost. Soms is het al heel waardevol als ouders boos mogen zijn, en pleegouders mogen twijfelen zolang het gedeeld en erkend wordt”. 

Als je als ouder, pleegouder en professionals blijft uitgaan van één gemeenschappelijk belang, het welzijn van het kind, dan is samenwerking mogelijk. En alleen dan maken we kans op duurzame, betekenisvolle pleegzorg waarin het kind werkelijk verbonden is met alle voor hem/haar belangrijke mensen. En daardoor kan groeien.